meest algemene verplaatsbare zitmeubel in de middeleeuwen; daarna vnl. rustiek. De vloeren van het eenvoudige woonhuis zonder verdieping waren zelden vlak, en de driepoot was het enige onderstel dat daarop zonder meer stevig stond.
De middeleeuwse driepootschemell was licht en zeer sterk. Het was een typisch stoelendraaiersprodukt dat reeds in de romaanse tijd bestond. De drie poten waren met tap en gat gestoken aan boven- en ondersporten ; de bovenste waren van sponningen voorzien, waarin de dunne eiken plankjes van de driehoekige zitting konden worden opgesloten. Tussen boven- en ondersporten waren nog twee staande spaken gestoken ter meerdere sterkte. Op dit basistype bestond als variant de schemel met T-vormige rugplank. De rugplank was gestoken op een doorgetrokken poot en verstevigd met schoren. De constructie was nog sterker wanneer de uiteinden van de rugplank werden geschoord tegen de voorste poten.