De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Duits zilver

betekenis & definitie

Evenals elders is ook in Duitsland datgene wat nu nog in kerken, musea of raadhuizen aan zilver te zien is. slechts een fractie van wat in de loop der eeuwen door edelsmeden aan schoons werd gewrocht. uit de vroege middeleeuwen vormen enkele stukken, zoals de reliekschrijn van de Driekoningen in de Dom van Keulen (eind 12de eeuw) en de kerkschat van de Münster in Essen uit de ottoonse periode de schaarse bewijzen van de hoge trap van ontwikkeling van de middeleeuwse edelsmeedkunst. In de 15de eeuw begint men edelmetalen in Duitsland ook voor profaan, pronk- en gebruiksgoed toe te passen, waarbij het zilver het goud gaandeweg geheel verdringt.

Naast de kerken, kloosters en adellijke huizen werden nu ook raadhuizen, gildegebouwen en doelens de plaats waar men een belangrijke zilverschat kon verwachten. Het drinkgerei neemt daarbij een grote plaats in. Het Duitsland van de 15de en 16de eeuw kende een oneindige verscheidenheid van bekers en bokalen. Behalve de ook in de Nederlanden bekende akcleibokaal, struisvogeleibokaal, kokosbeker, drinkhoorn, nautilusbeker en de flapkan, kende Duitsland de Riesenpokal, de Buckelpokal met zijn talrijke variaties, de Doppelbecher, de Doppelscheuer enz. Al dit drinkgerei getuigt van het grote vakmanschap van de Duitse edelsmeden, een vakmanschap dat dat van hun gildebroeders in naburige landen verre overtrof, hetgeen waarschijnlijk samenhangt met de grote bloei van de Duitse grafische kunst in die tijd. Edelsmeedkunst en grafiek waren nauw aan elkaar verwante ambachten.

Bekend is dat vele kopergraveurs ook goudsmid waren. Door heel Duitsland zijn in de 16de eeuw zilvercentra gevestigd met als verreweg de belangrijkste Augsburg en Neurenberg, waarvan de invloed tot ver over de grenzen reikte. Wat Neurenberg betreft was zijn faam niet in de laatste plaats te danken aan Wenzel Jamnitzer (1508-1585), wiens vindingrijkheid in de versiering van zijn werkstukken haars gelijke niet kende. Hoewel ongetwijfeld beïnvloed door de Italiaanse renaissance, heeft hij aan het Duitse zilver een uitgesproken eigen karakter gegeven. In de 17de eeuw ontkomt het Duitse zilver niet aan de invloed van de in die eeuw zo toonaangevende Nederlandse zilversmeden: de Vianens en Johannes Lutma: ook in Duitsland zegeviert het kwabornament (Ohrmuschetstil). Dan, evenals overal elders in de 18de eeuw, overheersen de Franse smaak en stijl, hoewel de uitvoering minder verfijnd is en de ornamenten te overdadig worden toegepast.

In het noorden van Duitsland zijn de edelsmeden echter meer op Engeland en Scandinavië georiënteerd. Naast Augsburg en Neurenberg zijn nu ook Hamburg, Berlijn en München zeer belangrijke zilversteden waar met name veel tafelzilver wordt gemaakt. Toch beweegt de zilverkunst zich niet meer op hetzelfde hoge niveau van de voorgaande eeuwen, hetgeen behalve aan de woelige tijden (Zevenjarige Oorlog), ook te wijten zou zijn aan het overrompelende succes van het Meissener porselein, waartegen niet te concurreren viel. Tegen het eind van de 18de eeuw treedt het verval in en ook de 19de eeuw zal geen herstel te zien geven.Keuren en merken. Tot de opkomst van Pruisen aan het eind van de 19de eeuw was Duitsland een conglomeraat van kleine staatjes binnen het Heilige Roomse Rijk. Elke staat had zijn eigen keurensysteem, gebaseerd op merken van de hoofdsteden. Het zilvergehalte varieerde van staat tot staat en was afhankelijk van de vorst of van het gilde van die staat. In 1884 werd een landelijk keurensysteem ingevoerd.

< >