de door Vitruvius in de tijd van keizer Augustus vastgelegde standaardtypen zuilen met hun respectieve voetstuk en hoofdgestel; de afmetingen van deze verschillende gedeelten worden bepaald volgens vaste verhoudingen. alle afgeleid van een eenheidsmaat (modulus) die wordt gevormd door de straal van de onderzijde van de zuil. De bouworden omvatten drie Griekse bouworden (Dorisch, Ionisch en Korintisch) en vijf Romeinse (Toscaans, Dorisch, Ionisch.
Korintisch en Composiet). Latere Romeinse en Byzantijnse toepassingen vertonen in toenemende mate afwijkingen van deze standaardtypen totdat deze ten slotte volledig worden losgelaten. Eerst in de renaissance werden de klassieke bouworden herontdekt en opnieuw toegepast. Voor de meubelkunst zijn de bouworden van grote betekenis geweest, aangezien het laat in de gotische stijlperiode opkomende gebruik om architectonische vormen over te nemen in de ophouw van hel meubel tijdens de renaissance met kracht werd voortgezet. De verspreiding van de bouworden nam een grote vlucht door depublikatie vanzuilenboeken. welke opnieuw de arbeid van Vitruvius als uitgangspunt hadden gekozen en waarvan het vroegste, dat van Agost. Veneziano, dateert van 1528.
In de Nederlandse gewesten zijn het vooral de Inventie der colommen (P. Coecke van Aclst, 1539) en de ornamentenboeken uit de tweede helft van de 16de eeuw van Hans Vredeman de Vries geweest. die de meubelkunst van de renaissance hebben beïnvloed. Het denkbeeld om een kist of kast te behandelen als een antieke zuil (architectonische behandeling) duikt telkens op bij iedere classicistische vernieuwing. Tegenover de architectonische behandeling stelde men de homogene vormbehandeling, waarvan bijv. het rococo-meubel als een van de meest consequente uitingsvormen wordt beschouwd.