Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Zeeklei

betekenis & definitie

Grondsoort, afgezet door de zee, met 40 % of meer korrels met een doorsnede kleiner dan 0,016 mm (afslibbaar). Z. komt voor langs de kust en in de daaraan grenzende polders.

Z. is vaak van nature zeer vruchtbaar en kalkhoudend, soms zwaar, kalkarm of kalkloos, stug en compact. De granulaire samenstelling, het humus- en kalkgehalte kunnen sterk wisselen. Al naar de m.o.m. grote hoeveelheid afslibbare delen spreekt men van zware of lichte zeeklei (zavel).Jonge zeeklei noemt men de klei voorkomende langs de kusten, welke in recente tijd is aangeslibd.

Oude zeeklei of oude blauwe zeeklei komt voor in de droogmakerijen van N. en Z.Holl. en op Schouwen. Dit is een oude klei, waarop zich veen heeft gevormd, dat weggegraven of door de later ontstane meren weggeslagen is. De meren zijn enkele eeuwen geleden drooggemalen. De bodem ligt enkele meters beneden N.A.P.

Bij de jonge z. wordt nog wel eens onderscheid gemaakt tussen de jongste en de oudste jonge z., de laatste o.a. met knik-, knip- en rodoorngronden. de z. is overwegend grijs van kleur in tegenstelling tot de meer bruine of bruinrode rivierklei. Vooral in Z. Holl. vindt men op de overgang van z. naar rivierklei brakwaterkeci.

Bodemk. worden de zeekleigronden meest ingedeeld naar hun vormingswijze. Hiermede hangt nauw samen de korrelgrootte (textuur), de hoogteligging t.o.v. het grondwater, het kalkgehalte, het grondgebruik, de samenstelling en aard van de ondergrond.

< >