is het vastleggen van stuifzanden, in eerste instantie met organisch materiaal. Sterk uitgestoven gronden laat men daarbij bij voorkeur liggen; overigens rondt men plaatsen, waar de wind vat op kan krijgen wat af en bedekt dan het terrein met heide, stro, lupinenstro c.d., die men met schepjes zand vastlegt.
Op vlakke terreinen kan men ook een voor ploegen, het materiaal schuin in de voor zetten en bij de volgende gang dichtploegen. Ook bedekt men wel met takken, die men dan met het zware eind naar de heersende windrichting legt. Voorts is bedekking met fabrieksafval, turfmolm, humus of ander organisch materiaal mogelijk, doch gewoonlijk te kostbaar. De uiteindelijke s. moet plaatsvinden door bebossing, welke zo spoedig mogelijk op de eerste s. moet volgen.