of popwieg. Hieronder verstaat men een holte, die door borende insecten gewoonlijk in hout wordt uitgeknaagd en waarin de verpopping, al dan niet in een spinsel (cocon), plaats heeft.
Een van de meest bekende vb. is wel de p. van de kleine dennensnuitkever (Pissodes notatus), die in jonge bossen vaak aanzienlijke schade veroorzaakt en vele boompjes in de zomer doet verwelken en afsterven. Deze aangetaste bomen zijn dan gewoonlijk aan het ondereinde met p. doorzeefd.