(volksk.: De P. waren oud-heidense vruchtbaarheidsvuren. Zover als de rook ging en zover als het licht scheen, werden de akkers vruchtbaar; de rook moest ook door de vruchtbomen trekken.
Zo werd het Paasvuur aangelegd op een hoge plaats en het vuur moest zo hoog opvlammen, als maar mogelijk was, opdat het schijnsel over zeer vele akkers zou lichten. De mensen dansten om het Paasvuur en ten slotte sprong de jeugd door de rook en de uitdovende vlammen.Dan begon het zwartmaken; de meisjes werden met roet besmeerd, ook al een vruchtbaarheidsritus. Dit geschiedt nog in Drente, Markelo en de Graafschap. Nog altijd worden P. ontstoken in Westerwolde, Drente, Stellingwerf, Overijsel, Gelderland, N.Limb. tot en met Venray en in het land van Cuyk. Maar nu beschouwt het volk ze als een vreugdevuur ter ere van de nieuwe lente. De jongens trekken van huis tot huis om brandstof op te halen. In de laatste jaren breidt het gebied der P. zich in Friesl. uit.