Deze wet ingesteld op 22 Juni 1914 (S. 262), gewijzigd op 29 Juni 1925 (S. 308) beoogt de bescherming van voor de landb. nuttige dieren in Ned. wettelijk mogelijk te maken. De voornaamste bepaling is: Als in het wild levende dieren, met uitzondering van vogels (z.
Vogelwet), in zodanige mate worden gevangen of gedood, dat de belangen van land-, tuin- en bosb. worden bedreigd, kunnen bij algemene maatregel van bestuur voorschriften ter bescherming van deze dieren worden gegeven. Tegelijkertijd wordt dan een wetsvoorstel aanhangig gemaakt, die deze maatregelen behelst. De algemene maatregel van bestuur kan weer worden ingetrokken als de maatregelen in een wet zijn vastgelegd (z. Mollen-, egels- en kikvorsenwet).