L., fam. Lumbricidae, o.
Oligochaeta, onze gewone regenworm, behoort tot de zeer nuttige dieren. Hij neemt grote hoeveelheden grond op en haalt hieruit voedende bestanddelen, waarna de grond weer wordt uitgescheiden. Half vergane plantenresten als halmen, bladeren enz. trekt hij in zijn gang om ze op te nemen en te verteren. Hij doorwoelt de bovenste aardlagen, waardoor deze toegankelijk worden voor de zuurstof uit de lucht en werkt in grote mate aan de humusvorming mede.De regenworm is een dier der schemering en ook een nachtdier; vooral terstond na en tijdens een regenbui in de zomer verlaat hij met het grootste deel van het lichaam zijn gang, maar blijft er met het achterste deel in om zich bij gevaar snel te kunnen terugtrekken. Hoewel hij geen ogen heeft is hij zeer lichtgevoelig. De L. is hermafrodiet. Hij heeft een klierachtige gordel van geelrode kleur onge-
veer op de grens van het voorste en het middelste derde deel van het lichaam, die een kleverig slijm produceert. Ondanks hun tweeslachtigheid paren zij toch en bevruchten elkander over en weer. Later ontwikkelt zich deze ring nogmaals; liet dier zet er dan eieren in af, waarna het uit de ring kruipt, die daarna verstijft en als beschermer van de eieren functionneert.
