zijn atomen of atoomgroepen, die een positieve of negatieve electrische lading dragen. De eerste heten kationen, de tweede anionen.
Deze benaming is ontleend aan het verschijnsel, dat geladen deeltjes in een electrisch veld door de polen van de stroombron worden aangetrokken. Naar de negatieve pool (de kathode) gaan de positieve i., die daarom kationen heten; naar de positieve pool (de anode) gaan de negatieve i, die daarom anionen worden genoemd.Een atoom is ongeladen. Het kan onder daartoe gunstige omstandigheden één of meer electronen, d.i. één of meer negatieve ladingen, opnemen of afstaan, waardoor het atoom één- of meervoudig negatief, dan wel één- of meervoudig positief geladen wordt. Gunstige omstandigheden hiervoor zijn b.v. de reacties van natrium met chloor, waarbij chloor één electron overncemt van het natrium en in een negatief i. overgaat, terwijl natrium positief geladen wordt. Ook in gasontladingen, b.v. neon-buizen, natrium-lampen, ontstaan ionen.
I. zijn de bouwstenen van zeer veel verbindingen, wat eigenlijk reeds volgt uit het voorgaande. Het chloorion komt in zeer veel verbindingen als zodanig voor, b.v. in alle metaalverbindingen van chloor, KCl (kaliumchloride), MgCl (magnesiumchloride), AgCl (zilverchloride), BaCL (bariumchloride), CuCl, (koperchloride) enz., maar ook in HCl, zoutzuur. In water opgelost splitsen deze verbindingen zich in kationen, K+ , Mg++, Ag+, Ba++, H+ enz., en in chloorionen. De oplossing geleidt de electrische stroom d.m.v. die i., waarbij de i. aan de polen ontladen worden (z.g. electrolyse) en eventueel tot bijzondere reacties aanleiding kunnen geven, waarvan in de praktijk gebruik wordt gemaakt voor de bereiding van verschillende stoffen. Zo wordt door electrolyse van pekel, d.i. een verzadigde oplossing van keukenzout (NaCl) aan de kathode natriumhydroxyde (NaOH) gevormd, terwijl waterstof (H2) ontwijkt; aan de anode ontwijkt chloor (Cl2). De vorming van NaOH heeft plaats doordat natriumionen aan de kathode ontladen worden tot natriumatomen, die ter plaatse met water reageren, onder vorming van NaOH en H. De atomen waterstof vormen moleculen en ontwijken als gas uit de oplossing. Dit wordt, evenals het aan de anode vrijkomende chloor, opgevangen en, in cilinders geperst, verkocht.
Alle elementen kunnen in i. overgaan, doch niet alle even gemakkelijk. De edelgassen, helium, argon enz., vormen i. in gasontladingsbuizen. Van deze gassen zijn geen verbindingen bekend. Zeer vele anorganische verbindingen zijn uit i. opgebouwd, in tegenstelling tot de organische verbindingen. Samengestelde i. zijn atoomgroepen, die als i. voorkomen. In natriumsulfaat (Na2S04) komen 2 positieve natriumionen voor en het sulfaation, dat twee negatieve ladingen heeft, S04- . Het sulfaation is dus een samengesteld ion.
Andere samengestelde i. zijn b.v. het hydroxylion, OH-, het fosfaation, PO,-, het nitraation, N03_, anionen van organische zuren, het ammoniumion, NH4+, en kationen van organische basen (aminen) b.v. het methylamine kation, CH3.NH3+. Voorts zijn er stoffen, die zowel als kation en als anion kunnen optreden, en wel afhankelijk van de zuurtegraad der oplossing, m.a.w. van de pH. Deze stoffen zijn de eiwitten en de hieruit te verkrijgen aminozuren, waarin de aminogroep, NH2-,groep, als kation-vormer optreedt, en de zuurgroep aLs anion-vormer. Moderne beschouwingen hebben er toe geleid te veronderstellen, dat onder zekere omstandigheden, b.v. een bepaalde pH, de aminogroep met de zuurgroep van hetzelfde molecuul een zout-achtige verbinding vormt, die noch kation, noch anion, en ongeladen is (inwendige zoutvorming).
Met de overgang tot i. veranderen de eigenschappen van het element. Het element chloor b.v. is een groengeel gas, dat de slijmvliezen heftig aantast. Het chloorion in keukenzout is ongekleurd en ongevaarlijk. Waterstof is een gas, dat slecht in water oplost. Zoutzuur, HCl, waarin het waterstofion voorkomt, is goed oplosbaar in water.
De theorie leert, dat in oplossingen in water veel gemakkelijker ionisatie, ion-vorming, optreedt dan in andere oplosmiddelen of in gassen. Reacties van
i.verlopen veel sneller, dan die tussen moleculen.
H. J. C. TENDELOO.