was de voornaamste gezagspersoon in de organisatie der markebossen. Ook genaamd markerichter, buerriehter of buerscholt.
Gewoonlijk gekozen door de markgenoten, maar soms was het ambt erfelijk verbonden aan een bepaalde hoeve. Ook de ambtsperiode wisselde. De voornaamste functie van de h. was de rechtspraak; hij was tevens voorzitter van de holtspraak, d.i. de wetgevende vergadering van de mark. Ook had hij het politietoezicht in de mark en diende te zorgen, dat de besluiten van de holtspraak werden uitgevoerd. Bij uitgebreide marken had hij ondergeschikte ambtenaren (forsters, voersters, deilliden).