1. (landmeetk.) Wanneer bij een driehoeksmeting een hoekpunt op zo grote afstand van het punt waar de theodoliet is opgesteld, is gelegen, dat dit driehoekspunt, b.v. een toren of bergtop, niet voldoend duidelijk is te zien, bedient men zich van een h. Dit is een spiegel, die zodanig is in te stellen, dat de zonnestralen voortdurend in de richting van de theodoliet worden teruggekaatst.
De spiegel wordt op het richtpunt geplaatst, dat dan in de theodoliet duidelijk kan worden waargenomen.2. (plantk.) z. Heliotropium.