De lengtegroei van de lange beenderen vindt plaats vanuit de kraakbeenzone tussen de kop van het bot (epiphyse) en de schacht (diaphyse). Tussen deze verbeende dia- en epiphyse blijft een g. van kraakbeen bestaan, die doorgroeit.
Het kraakbeen wordt aan weerszijden steeds vervangen door beenweefsel. Wanneer, bij het volwassen worden, de g. haar activiteit staakt, wordt het kraakbeen geheel vervangen door beenweefsel en is de lengtegroei opgehouden.