is de populaire naam voor de ‘Wet tot toepassing van middelen voor ontsmettings- of zuiveringsdoeleinden’ van 6 Mei 1922, aangevuld o.a. in 1955. Deze g. regelt het gassen van gebouwen en voorraden met giftige gassen.
Gassingen met aethyleenoxyde, blauwzuurgas, chloorpicrine, methylbromide en methallylchloride mogen alleen worden uitgevoerd door houders van een vergunning, afgegeven door de Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid. Een dgl. vergunning wordt na het met goed gevolg afleggen van een examen verstrekt.Zuiveringen in de open lucht en in vrijstaande kassen of schuren, met blauwzuurgas, ontwikkeld uit calcium- of natriumcyanide, zijn van deze wet uitgezonderd, indien de voorschriften, opgesteld vanwege de Plantenziektenkundige Dienst, in acht worden genomen.