Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Eriosoma

betekenis & definitie

Gesl. van bladluizen waarvan E. lanigerum HAUSM., de bloedluis, wel de bekendste en beruchtste is. De bloedluis leeft voorn, op appelbomen en struiken, vooral op stammen en Lakken.

Doordat de luizen zich bedekken met witte wasdraden, vallen de kolonies i.h.a. spoedig in het oog. De naam bloedluis is ontstaan doordat de luizen bij platdrukken een bloedrood vocht blijken te bevatten.In de nazomer en herfst verspreiden de gevleugelde luizen zich. Gedurende het zomerseizoen kunnen ook ongevleugelde exemplaren over korte afstanden, vooral in fruitaanplantingen, voor de verspreiding zorgen. De bloedluis plant zich i.h.a. snel voort; per jaar treden verscheidene generaties op. De overwintering van de bloedluis vindt plaats op ondergrondse delen van de waardplant, echter ook in de door de luizen veroorzaakte kankerachtige wonden van de bast, voor zover de wintertemp. dit toelaat. Overwinterende dieren scheiden weinig was af.

De schade van de bloedluis bestaat voorn, uit een abnormale groei van de aangetaste delen. Door het zuigen der luizen wordt het plantenweefsel geprikkeld, waardoor kankerachtige misvormingen, de z.g. blocdluiskanker, ontstaan.

Aangetaste twijgen sterven in de winter veelal af.

De bestrijding van de bloedluis vindt als volgt plaats:

(1) ‘s Winters kolonies aanstippen met gekookte, doch niet hete lijnolie of met een geconcentreerde parathion-oplossing.

(2) Direct wanneer men in het voorjaar de jonge bloedluizen waarneemt, dient gespoten te worden met een parathion-preparaat.

(3) Een tweede bespuiting volgt ca een maand later (Juni).

Veel is gedaan voor de biologische bestrijding. In 1924 werd door de P.D., het sluipwespje Aphelinus mali HALD. geïmporteerd. Dit wespje heeft zich sedertdien over geheel Ned. verspreid. Hoewel deze wespjes soms aanzienlijke aantallen luizen kunnen vernietigen, zijn zij toch niet in staat de plaag volkomen te onderdrukken. De sluipwespjes ondervinden veel schade van in de fruittuinen en boomgaarden toegepaste insecticiden, doch ook koude, natte zomers remmen de ontwikkeling. Takken met geparasiteerde bloedluizen (d.wr.z. bloedluizen, waarin ei of larve van Aphelinus) worden tegen de winter uitgeknipt en in het koelhuis overwinterd. In het voorjaar zet men deze takken in de boomgaard uil.

Een andere soort uit het gesl. Eriosoma is E.lanuginosum HTG., bekend als de perebloedluis, kan vooral voor jonge perebomen zeer schadelijk zijn. Luizen van deze soort verwekken bij Ulmus campestris var. suberosa blaasvormige, onregelmatige, gesloten, perzikkleurige bladgallen, die ongeveer de grootte van een flinke aardappel kunnen bereiken.

De gevleugelde luizen uit deze bladgallen migreren in de voorzomer naar perebomen, waar zij zich hoofdzakelijk op de wortels vestigen. Deze luizen kunnen, tot op 2 meter diepte, permanente kolonies vormen op de fijnere wortels. Op vochtige kleigronden kunnen op de peer ook bovengrondse kolonies ontslaan, die wel verward worden met die van de appelbloedluis. Het gebruik van de kurkiep in windschermen werkt deze aantasting in de hand.

De bessenbloedluis, E.ulmi L., veroorzaakt bleek- tot geelgroene rolgallen aan de bladeren van verschillende Ulmus-soorten. Gevleugelde luizen uit deze gallen migreren naar bessenstruiken (Ribes-soorten) waar zij zich op de wortels vestigen. Deze soort vormt geen bovengrondse kolonies. Op vochtige kleigronden ontstaat soms zeer grote schade aan Ribes-soorten door het zuigen van de bladluizen aan de wortels. De schade lijkt op verdroging. de groei van iepen in de nabijheid bevordert ook hier de aantasting.

G. VAN ROSSEM.

< >