Wegzakken van een deel van de zeedijk op plaatsen, waar een diepe stroomgeul de kust dicht nadert. Komt in Zeel. voor. waar fijn zand de ondergrond vormt en grote tijverschillen optreden.
Het zand is met water verzadigd. Bij lage eb wordt door het gedeeltelijk wegvallen van de waterdruk het evenwicht in het zand verstoord, dat daardoor gaat vloeien, daarbij een deel van het schor en soms de dijk meenemend. Vroeger werd overstroming voorkomen door het maken van inlagen (z. Buitendijken) op plaatsen, waar een d. gevreesd werd. Eerst in de 17e eeuw begon men de onderzeese oevers te verdedigen met zinkstukken (grote rijshouten matrassen met stenen verzwaard). Sindsdien zijn aantal en omvang van de nog steeds voorkomende d. afgenomen en de gevolgen minder rampspoedig geworden.