Tussen de tweedelige achterwiel-as van een landbouwtrekker zit een differentieel, waardoor de achterwielen met ongelijke snelheid kunnen draaien in een bocht. Bij diep ploegen helt de wieltrekker, die met de beide rcchtcrwiclen in de ploegvoor loopt, sterk over naar de voor.
Daardoor steunt slechts een klein gedeelte van het trekkergewicht op het linkerachterwiel, dat op het ongeploegde land loopt. Door de geringe belasting van dit linkerwiel kan het in belangrijke mate slippen. Met behulp van de d. worden dan de beide achterwiel-ashelften a.h.w. aan elkaar gekoppeld. Deze d. kan bestaan uit een pal, een wig of een koppelbus. Tegenwoordig moet de bedieningshandel of pedaal voortdurend vastgehouden worden om de grendel ingeschakeld tc houden. De reden hiervan is, dat bij een d., die vast blijft staan, bij het maken van een korte bocht wringing optreedt, die breuk ten gevolge kan hebben.