Onder c. verstaat men in het algemeen wrange appels en peren, die niet geschikt zijn voor directe consumptie. Ze bevatten tamelijk veel looizuur en het vruchtvlees blijft oneetbaar, maar ze lenen zich wel voor het bereiden van cider.
C. worden vooral gekweekt in Frankr. (Normandië en Bretagne). In andere landen: Zwitserl., Duitsl., België, Ned. neemt men en kleine en gevallen vruchten van de gewone boomgaardvariëteiten als c. en deze lenen er zich zeer goed voor, hoewel ze minder zuren bevatten. Zo nodig wordt looizuur of wijnsteenzuur aan de sappen toegevoegd vóór de gisting of bij het klaren.