Rattus norvegicus BERKENH., fam. Muridae, ook wel rioolrat geheten, is zeer waarschijnlijk pas in de 2e helft van de 18e eeuw vanuit het O. in W.
Eur. doorgedrongen. Zij is geelachtig bruingrijs van kleur, maar er komen ook donkerder exemplaren voor. Zij is fors gebouwd, heeft een iets minder spitse kop dan de ’huisrat. eveneens bijna kale oren en oen iets kortere staart. Zij leeft bij voorkeur in riolen en kelders, achter houten beschoeiingen, bij slachthuizen en varkenshokken. Ook in of bij stallen en over het algemeen overal waar wat eetbaars te vinden is. Zij is een uitgesproken alleseter en is al zeer weinig kieskeurig op haar voedsel.De b. r. zwemmen, duiken en graven uitstekend. ’s Winters komen zij vaak in huizen en gebouwen. Zij werpen gemiddeld vijfmaal per jaar telkens ongeveer 8 jongen; zij vermeerderen zich dus zeer snel. De b. r. veroorzaken, wanneer zij in groten getale voorkomen, geweldige schade en zijn dus economisch als zeer schadelijk te beschouwen. Ook hygiënisch zijn zij zeer gevaarlijk door het verspreiden van allerlei ziekten zoals paratyphus, de ziekte van WEIL en nog verscheidene andere. Voor de verspreiding van de zo gevreesde pest is de zwarte rat vermoedelijk meer verantwoordelijk. De beet van de b. r. geeft vaak aanleiding tot infecties (z. Muis).