Ook wel complexkas genoemd. Aaneengebouwde kassen, al of niet met tussenwanden onder de goten.
Vroeger o.a. aanbevolen voor de teelt van stookdruiven, omdat de grond warmer zou zijn. Als bezwaar van b. wordt wel aangevoerd, dat ziekten zich gemakkelijker kunnen verspreiden. Bovendien geven de tussengoten veel schaduw en condenswatervorming. Bij verrotting van de goten is herstel van de kassen bijna niet mogelijk. Vandaar, dat thans het streven bestaat om, zoals b.v. voor anjers, bredere kassen (15-21 m) met één overspanning te bouwen. Deze zijn weliswaar hoog, doch dit komt de gelijkmatigheid van de temperatuur ten goede.