Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Beengebreken

betekenis & definitie

noemt men afwijkingen aan de benen der dieren. Men besteedt speciaal aandacht aan de b. bij paarden, omdat bij deze de beweging van de meeste betekenis is, in verband met hun prestatievermogen.

Men kan de b. op verschillende manieren indelen. Zo onderscheidt men wel zachte en harde b. De laatste zijn hard omdat er een benige verandering aan ten grondslag ligt, wat bij zachte b. niet het geval is. Ook spreekt men wel van echte b. en schoonheidsgebreken. De laatste vindt men niet mooi, maar bezorgen het dier als zodanig geen last. Enkele der voornaamste b. zijn:

aan de elleboog de legger, een zacht b. ontstaan door kneuzing;

de kniezwam op de voorkant van de voorknie;

de schiefel, een hard b. op de zij-en achterkant van de pijp op de verbindingsplaats tussen pijpbeen en griffelbeentje, soms ontstaan door onevenredige belasting van het voorkniegewricht, soms door strijken; de peesklap een zwelling van de buigpezen, die met hevige kreupelheid gepaard gaat;

de kootgal onder aan binnen- en buitenkant van de pijp zichtbaar als een ronde zwelling, ontstaan door vochtophoping in de peesschede van de buigpezen;

de overhoef, een beenwoekering in de omgeving van kroon en/of hoefgewricht, die met onherstelbare kreupelheid gepaard gaat; verbeend hoefkraakbeen, een harde zwelling te voelen aan de verzenen van de hoef, net boven de rand van de hoef; mouw, een heftige ontsteking van de achterknie, vooral van veulens, die met zwelling en veel pijn gepaard gaat;

de spat, een hard b. op de voorbinnenkant van het spronggewricht, waar een beenwoekering aan ten grondslag ligt; de bolspat, een zacht b., als een zwelling zichtbaar op de voorvlakte van het spronggewricht, die zijn oorzaak vindt in een te grote vochtophoping binnen de kapsel van dit gewricht;

de waai- of vlotgal staat niet met de bolspat in verband, maar is een vochtophoping in de peesschede van de diepe buigpees, die net boven het spronggewricht (binnenzijde) is gelegen; het reebeen, een hard schoonheidsgebrek op de buitenvlakte van het spronggewricht; en de hazenhak. cen zwelling onderaan op de achtervlakte van het spronggewricht. TH.DE. GROOT.

< >