is een meestal gemeentelijk geëxploiteerde inrichting om het voor de menselijke consumptie bestemde vee te slachten. In alle grotere en vele kleinere gemeenten treft men zo’n slachthuis aan.
De slagers zijn dan verplicht hun dieren daar te slachten. Dit centrale slachten biedt drie belangrijke voordelen, nl.
1. de vleeskeuring kan veel doelmatiger worden uitgeoefend;
2. de hygiënische toestand is goed controleerbaar en vaak beter dan in vele particuliere slachterijen, hetgeen de kwaliteit en de houdbaarheid van het vlees ten goede komt;
3. zijn de slachthuizen door uitgebreide koelinrichtingen beter ingericht voor het op de juiste wijze bewaren van het vlees.
In België maakt men onderscheid tussen:
a) publieke slachthuizen, welke toebehoren aan de staat, de gemeenten, de provinciën of de verenigingen van gemeenten;
b) private slachthuizen, die met de openbare slachthuizen zijn gelijk gesteld. Zij worden door particulieren of door maatschappijen geëxploiteerd met hel oog op do groothandel;
c) private slachterijen, die door een vleeshouwer worden geëxploiteerd met het oog op de voorziening in de behoeften van zijn kleinhandel. Private slachterijen en private slachthuizen mogen slechts geopend worden als zij voldoen aan de inrichtings- en exploitatie-voorwaarden die door de Koning zijn vastgesteld (Wet van 5 September 1952, art. 1-20).