Rietvoorn - Deze prachtige voorn, die ook ruisvoorn of — zeer karakteristiek voor zijn uiterlijk — ,rode rijer’ wordt genoemd, treffen we haast overal in het Nederlandse water aan, waar riet en waterplanten te vinden zijn. Vooral in de polders waar het water nog maar enigermate helder en gezond is, zwemmen prachtige exemplaren rond, die zich ook best laten vangen als je maar de goede manier weet.
De rietvoorn (Scardinius erythrophtalmus) is precies als de blankvoorn een alleseter, maar de ervaring heeft me geleerd dat hij eerder dierlijk aas pakt. Hij onderscheidt zich van de blankvoorn door de bovenstandige bek (zie fig. 1 b) die erop duidt, dat deze vis een oppervlaktegrazer is. Dit neemt niet weg, dat hij vooral in dieper water vaak heel dicht bij de bodem te vinden is, vooral de grote exemplaren. De rietvoorn is o.m. kenbaar aan zijn rode vinnen.
De buikvinnen liggen iets meer naar voren dan de rugvin. Paaitijd mei, juni. Gemiddelde afmeting 20—30 cm.