De enige molen in Nederland met een gevangenis. Vanaf de 16de eeuw brachten ontdekkingsreizigers, zeelieden en handelaren allerlei curiositeiten uit de nieuw ontdekte gebieden mee, zoals excentrieke beelden, dieren, zowel levend als geconserveerd, fossielen, gedroogde planten, vlinders, insecten, mineralen, schelpen en andere wonderbaarlijkheden.
Vorsten, edelen en welgestelden begonnen deze 'naturaliën' te verzamelen en tentoon te stellen in privé-musea. Zo'n 'rariteitenkabinet' was in de eerste plaats bedoeld om indruk te maken. Sommige rijken hadden voor die pronkzucht kapitalen over. Zo verkocht de apotheker Albertus Seba (1665-1736) zijn collectie aan de Russische tsaar Peter de Grote voor het destijds astronomische bedrag van 15.000 gulden; genoeg om er drie Amsterdamse grachtenpanden voor te kopen.
Veel van die eerste pronkcollecties vormden later de basis voor natuurhistorische musea. Een heel aparte plaats wordt ingenomen door de verzamelingen van de missie. De bizarre voorwerpen die missionarissen vanuit verre, vreemde landen naar het vaderland sleepten, werden gebruikt bij de opleiding van jonge missionarissen. Die konden zich dan een beeld vormen van de heidenen die later hun weg zouden kruisen. De grootste en wonderbaarlijkste missieverzameling is te vinden in het Missiemuseum Steyl.
Het is een rommelzolder barstensvol voorbeelden van heidens denken: afgodsbeelden, peniskokers en geprepareerde trofeeën van koppensnellers. In de natuurhistorische afdeling huizen duizenden en duizenden opgezette dieren. De Ark van Noach op het droge. Aan boord duizenden vlinders, 2400 soorten insecten, spinnen en andere kruiperige nachtmerries.
De mooiste vogels, van kolibrie tot albatros en struisvogel. Maar ook leeuwen, tijgers, herten, bizons, reptielen en veertig apensoorten. Verstomd in hun laatste doodskreet staren ze met hun glazen stuiters de bezoekers aan. Bij de ingang staat een opgezette beer met een spaarpot in zijn muil die muntjes voor de missie slikt. Adres: St. Michaëlstraat 7.