Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Zuid-Holland

betekenis & definitie

een provincie met een oppervlakte van 2813 kma en 3 milj. inwoners. Hoofdstad ’s-Gravenhage.

Het bestaat uit het vasteland en de Zuidhollandse eilanden, gescheiden door de Nieuwe Waterweg. Achter de duinen liggen de geestgronden, geschikt voor de tuinbouw in het Westland en de bloembollenteelt tussen Haarlem en Leiden. Verder bestaat het vasteland grotendeels uit veen („verdronken hoogveen”) en kleigrond (veeteelt). Op het vasteland liggen de grote steden ’s-Gravenhage, Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Delft, Gouda en Leiden, alle behorende tot de Randstad Holland. Aan de kust liggen de badplaatsen Scheveningen, Katwijk en Noordwijk. Vissersplaatsen zijn: Scheveningen, Vlaardingen, Katwijk en Maassluis.

Verschillende streken zijn wel heel laag gelegen: de Zuidplaspolder —5,7 m en de Prins Alexanderpolder —6,6 m N.A.P. Grote hoogheemraadschappen zijn Rijnland, Delfland, Schieland, de Krimpenerwaard en de Alblasserwaard. De Zuidhollandse eilanden IJsselmonde, Rozenburg, Voorne en Putten, Hoekse Waard, het Eiland van Dordrecht, Tiengemeten, Goeree en Overflakkee zijn vruchtbare zeekleigebieden. Het eiland Rozenburg is tegenwoordig herschapen tot één groot havengebied (Europoort) met reusachtige installaties en industrieën. Langs de Nieuwe Waterweg, de Noord en de Merwede is veel scheepsbouw en industrie. Door de uitvoering van de Deltawerken zijn de eilanden onderling verbonden en door dijken en dammen tegen het water beschermd.

< >