(1819-1901) koningin van Groot-Brittannië en Ierland. Nadat zij in 1837 tot de troon was geroepen, herstelde zij op uitstekende wijze het aanzien van het Engelse koningshuis.
Zij was opgevoed door haar oom, de latere Leopold van België, die gold als de leermeester van vele Europese vorsten. Haar huwelijk met Albert van Saksen-Coburg werd een ideaal van hooggestemd fatsoen en maakte haar bijzonder populair in streng kerkelijke (puriteinse) kringen. Haar liefde ging vooral uit naar de Schotten. Het doet vreemd aan dat zij de eerzuchtige premier Disraeli (onder wie ze keizerin van India werd!) openlijk vereerde als „de sterke man” van Engeland, terwijl ze de streng ingetogen Schotse premier Gladstone niet mocht. Ze had een groot gezin, dat ze met straffe hand leidde.
