(Dts.), de wijziging van de uitspraak van een klinker, meestal onder invloed van een volgende i of j (die door de taalontwikkeling verdwenen kan zijn). Bij umlaut wordt de nadruk iets verlegd in de richting van de i; b.v. wetering (naast water), lengte (naast lang).
In het Duits en Zweeds wordt umlaut aangeduid door een apart tekentje (b.v. die Länge, 0re); in het Nederlands wordt bij umlaut direct de nieuwe klank geschreven, b.v. steden (vergelijk: stad).