of pollen wordt in de helmhokjes der meeldraden gevormd. Door de wind (graan) of door insekten (vruchtbomen) wordt het op de stempels van bloemen van dezelfde soort overgebracht.
Het bestaat uit microscopisch kleine, tweecellige stuifmeelkorrels, die op de stempels der vruchtbladen moeten komen, willen er vruchten en zaden ontstaan. De stuifmeelkorrels bezitten een stevige buitenwand, zodat zij b.v. in het veen duizenden jaren bewaard kunnen blijven. En daar ze bovendien in grootte en vorm en in de structuur van de buitenwand duidelijk verschillen, kan men met hun hulp de vroegere verspreiding van onze bomen en daarmee het vroegere uiterlijk van onze landschappen bepalen. Deze methode noemt men pollenanalyse.
