Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Spanje

betekenis & definitie

een staat in het zuidwesten van Europa, groot 504750 km2 en met 33 milj. inwoners. De hoofdstad is Madrid.

Sedert 1931 een republiek, met sinds 1939 een gematigd fascistische dictatuur. In het noorden liggen het Asturisch-Cantabrisch Kustgebergte en op de grens met Frankrijk de Pyreneeën. In het zuiden verheft zich het bergland van Granada (Siërra Nevada). Op de dorre, droge hoogvlakten in het binnenland is slechts schapenteelt mogelijk. Alleen in de kustvlakten en in de dalen der rivieren zijn wijnbouw (Malaga, Valencia) en teelt van olijven en dadels mogelijk. Waar irrigatie is, zoals in de omgeving van Valencia en de laagvlakten van Granada en Murcia, groeien zuidvruchten, groenten en zelfs rijst.

Maar de akkerbouw kan niet voldoende granen leveren. De voornaamste delfstoffen zijn: lood, koper, kwikzilver en ijzererts. Daar in Spanje geen steenkool wordt gevonden om het erts te kunnen smelten en de ertsvelden zich meestal aan de kust bevinden, worden de ertsen uitgevoerd. Spanje en Italië beheersen samen de wereldmarkt voor kwikzilver. De voornaamste industriegebieden zijn: Bilbao met ijzer- en Barcelona met textielindustrie. Uitvoerprodukten: olijfolie, wijn, zuidvruchten, kurk, ertsen.

De Spanjaarden dragen graag kleurrijke klederdrachten en zijn hartstochtelijke liefhebbers van stieregevechten en dansfeesten. Vroeger heerste Spanje over grote delen van Zuid- en van Midden-Amerika en bezat het koloniën in Afrika en in het zuidoosten van Azië (de Filippijnen). Van het rijk van Karel V (1516-1556) heette het, dat de zon er nooit onderging. In 1588 kwam er een einde aan de wereldheerschappij van Spanje door de vernietiging van de „onoverwinnelijke vloot”, de Armada, door de Engelsen en de Hollanders. Tegenwoordig bezit Spanje nog de Balearen en de Pituysen in de Middellandse Zee, de Canarische Eilanden en enkele kleine gebieden in Noord- en West-Afrika.