het Aziatische deel van Sovjet-Rusland, gelegen tussen de Oeral en de Grote Oceaan, meer dan 380 keer Nederland, maar met slechts 40 milj. inwoners, dus uiterst dun bevolkt. Het heeft een landklimaat, dus met warme, droge zomers en langdurige strenge winters, met de laagste temperaturen der aarde (de gemiddelde januari-temperatuur van Werchojansk is — 500 C).
Een keten van randgebergten scheidt Siberië van de zuidelijker gelegen steppen en woestijnen van Centraal-Azië. Het is een reusachtig, eindeloos uitgestrekt land met toendra's in het noorden, met naald- en gemengde wouden in het midden (de taiga) en geweldige landbouwgebieden op de leemgronden in het zuiden. Deze leveren graan, suikerbieten en katoen. Voor die delen van Siberië waar door de lange winters de vegetatieperiode maar kort is, zijn nieuwe landbouwmethoden ontwikkeld, waardoor uitgestrekte braakliggende gronden voor de graanbouw werden ontsloten. Door kruisingen van cultuurgewassen met winterharde soorten werden nieuwe rassen aardappels, haver en kool gekweekt, die ook in Siberië goede oogsten opleveren. Siberië is enorm rijk aan delfstoffen.
Na Noord-Amerika bezit het de grootste kolenreserves der gehele aarde, 80% van de koper-, 65% van de zink- en 40% van de loodmijnen van Sovjet-Rusland. Ook bevat de bodem ijzererts, nikkel, mangaan, chroom, uranium, goud en platina. Het rijkst aan erts zijn het zuiden van de Oeral en de omgeving van het Baikal-meer. De Sovjet-Unie heeft in Siberië een reusachtige industrie opgebouwd en is van plan het tot het grootste industrieland van de wereld te maken. Reeds thans vindt men tussen Oefa en Magnitogorsk en tussen Koeznetsk en Novosibirsk grote moderne fabrieken, die van alles maken: van vliegtuigen en pantserwagens tot de fijnste elektrische instrumenten toe. De voornaamste industriegebieden zijn, naast het Oeralgebied, het Koeznetsk-bekken en het gebied bij het Baikal-meer, waar uranium wordt gevonden en waar de Sovjet-Unie waarschijnlijk haar werkplaatsen voor atoomenergie heeft gevestigd, en in het verre oosten het Amoergebied met Chabarovsk en Komsomolsk.
Nieuwe grote steden zijn als paddestoelen uit de grond verrezen. Siberië bezit geen natuurlijke verkeerswegen in oost-westelijke richting. De grote rivieren Ob, Lena en Jenisej stromen van het zuiden naar het noorden. Spoorlijnen als de transsiberische spoorweg en autowegen zorgen voor de verbinding van oost en west.