Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gepubliceerd op 03-12-2020

schilderkunst

betekenis & definitie

een onderdeel van de beeldende kunst, heeft ten doel een bepaald vlak op kunstzinnige wijze met kleuren en lijnen te bewerken. De schilderkunst kan mensen, dieren, planten en voorwerpen afbeelden.

Het is echter ook mogelijk bepaalde stemmingen en gevoelens door lijnen en kleuren tot uitdrukking te brengen. De geschiedenis van de schilderkunst is ten nauwste met de geschiedenis van de mensheid verbonden. Behalve de mogelijkheid die de schilderkunst bevat om iets te kunnen versieren, heeft dit rijk van kleur en lijn ook een symbolische en magische betekenis. In iedere periode was de schilderkunst een weerspiegeling van datgene wat de mensen van die bepaalde periode boeide. I. De oudste bewijzen van het bestaan van een schilderkunst vormen de ongeveer 40 000 jaar oude rotstekeningen uit het oude stenen tijdvak. In Europa, Afrika en Australië kan men deze rotstekeningen nog heden ten dage zien. De mensen, die in holen woonden, beschilderden de rotswanden met rode en zwarte aarde eerst nog in omtrekken, maar later in grote kleurvlakken met complete voorstellingen van krijgers, jagers en dieren, waarschijnlijk om daardoor over de vijand macht te verwerven of om zich op jacht geluk te verzekeren.
2. Bij de Babyloniërs, Assyriërs en Egyptenaren stond de schilderkunst in dienst van de dodenverering, van de heldencultus en van de godsdienst. Vlakke reliëfs met in kleuren uitgevoerde voorstellingen van krijgsverrichtingen, van jachttaferelen en van gebeurtenissen uit het dagelijkse leven zijn ons in groten getale bewaard gebleven. Zij zijn voor het grootste gedeelte ouder dan 5000 jaar
3. Van harmonische kleurenpracht zijn de wandschilderingen in de paleizen van Grieken en van Romeinen uit de voorchristelijke tijd, zoals deze door talrijke opgravingen aan het daglicht zijn gekomen; zie Pompeji. Zij geven ons een voorstelling van de levensgewoonten van de Griekse en van de Romeinse mens. De evenwichtige schoonheid van het zich gracieus bewegende menselijke lichaam, feestelijke bijeenkomsten en uitingen van levensvreugde zijn altijd weer het onderwerp van hun wandschilderingen. Van zeer groot belang voor de studie van de ontwikkeling van de schilderkunst zijn op de eerste plaats de beschilderde vazen met voorstellingen uit de goden- en sagenwereld en de kleurrijke mozaïeken.
4. Speelde de schilderkunst bij de Egyptenaren, Grieken en Romeinen nog een ondergeschikte rol ten opzichte van de bouwen de beeldhouwkunst, in de periode van de christelijke kunst kreeg deze een meer bijzondere betekenis. Uit de tijd van de christenvervolgingen stammen de christelijke symbolen: vis, duif en lam, die men aan de wanden van de catacomben aantreft. In de 5de en 6de eeuw werd in de kerken hoofdzakelijk de mozaïekkunst toegepast en maakte men feestelijke en verheven voorstellingen, die o.a. de Christus Pantokrator (Albeheerser) tot middelpunt hebben. Ten behoeve van het ongeletterde volk werden in de romaanse kerken van de 11de en 12de eeuw de lange wanden van het kerkgebouw met gebeurtenissen uit de bijbel gesierd, terwijl de geletterde wereldlijke en geestelijke hoogwaardigheidsbekleders zich konden verlustigen aan de prachtige miniaturen in de evangeliën.
5. Aangezien in de gotische kerkgebouwen de lange wanden niet meer konden worden benut vanwege de grote ramen en de verticale diensten en schalken die het gewelf steunden, kwam nu naast de glasschilderkunst ook de betekenis van het altaarschilderij (het „altaarstuk”) naar voren. Dit betekent de grote stap naar de schildering op het „losse paneel”: de schilderkunst is niet meer in de vorm van het fresco aan de „vaste wand” gebonden. In het begin werd met temperaverven gewerkt, waarbij als bindmiddel bier of eiwit werd gebruikt. Het Gentse altaar van de gebroeders Van Eyck is het eerste grote altaarstuk waarbij olie als bindmiddel voor de verf werd gebezigd, en tevens is het met het Isenheimer altaar van Matthias Grünewald het grootste geschilderde polyptiek (veelluik). Naast de paneelschilderkunst ontplooide zich een glasschilderkunst met een in later eeuwen niet meer bereikte kleurenpracht.
6.Waren tot en met de periode van de Gotiek de namen van de kunstenaars doorgaans niet bekend, omdat deze meesters slechts ter ere Gods en in dienst of in opdracht van de Kerk werkten en persoonlijk op de achtergrond bleven, zo werd omstreeks 1500, in de periode van de Renaissance, de kunstenaar een zelfbewuste persoonlijkheid. De welgestelde burgers van Italiaanse en Vlaamse steden gaven aan kunstenaars opdrachten tot het vervaardigen van altaarstukken, waarbij ze zelf als opdrachtgevers (stichters) werden afgebeeld. Hierdoor kreeg ook het portret grote betekenis. Sedert Albrecht Dürer, die een beroemde portretschilder was en verder ook landschappen, dieren en planten schilderde, kan men vaststellen dat er omstreeks 1500 naast de kerkelijke (sacrale) ook een burgerlijke (profane) schilderkunst is ontstaan. Veel meer onderwerpen dan voorheen trekken de aandacht van de schilder en binnen het algemene kader van de beeldende kunst krijgt de schilderkunst een geheel bijzondere plaats. De grafische technieken komen tot ontwikkeling bij de houtsnede en bij de kopergravure. In plaats van het „losse paneel” komen ook het „doek” en het papier als materiaal in gebruik en naast de olieverfschildering kent men de aquarel (waterverfschildering). De wetten van de perspectief worden meer en meer bestudeerd. Al deze verrijkingen van de schilderkunst worden nu in de kunststijlen sedert de Renaissance door de kunstenaars toegepast.
7.In de 17de en 18de eeuw werd in de periode van de Barok door de Italiaanse meesters ook in kerken en paleizen het plafond beschilderd. In juichende kleuren bouwden schilders op de werkelijk bestaande architectuur een luchtige schijn-architectuur, waardoor de inwendige ruimte van een gebouw optisch wordt vergroot (Tiepolo). Het is de bloeitijd van de Nederlandse burgerlijke schilderkunst, in het bijzonder van het stilleven. Ongedwongen levenslust openbaart zich in de landelijke scènes die nu ontstaan. Naast de onstuimige en uiterlijke bewogenheid van de schilderstukken van P. P. Rubens staan de werken van Rembrandt, die getuigen van diepe innerlijkheid.
8.In de 18de eeuw schilderde men tijdens het Rococo bij voorkeur landelijke of herdersscènes, liefdestaferelen en historiestukken. In Engeland ontstond bij de aristocratie de behoefte aan een voorname portretschilderkunst (Gainsborough).
9. In de 19de eeuw brengen de schilders van de Romantiek de grootsheid van de natuur en de eenzaamheid van de mens in geïdealiseerde landschappen tot uitdrukking (vooral in Duitsland).
10. Tegen het einde van de 19de eeuw volgt op de Romantiek het Realisme. Men wil in plaats van de geïdealiseerde natuur de harde werkelijkheid uitbeelden (Courbet). De romantici waren reeds begonnen met in de vrije natuur hun schetsen te maken. Het schilderen in het atelier kwam bijna niet meer voor toen tegen het einde van de 19de eeuw in Frankrijk de plein-airschilderkunst opkwam, waardoor
11. het Franse impressionisme werd ingeluid. De impressionisten probeerden de voorbijgaande waargenomen indruk in rijke, glanzende en vonkende kleurenpracht vast te houden.
12. Deze schilderrichting werd aanleiding tot een reactionaire kunststroming, omdat vele schilders vonden dat het impressionisme te veel waarde aan het louter waargenomene hechtte, waardoor het expressionisme werd geboren, dat met sterke kleuren de innerlijke gemoedstoestanden, die personen of zaken in de schilder hebben gewekt, tot uitdrukking wil brengen. In Duitsland is deze stijlrichting verbonden met de namen van een paar kunstenaarsverenigingen: „Die Brücke” en de „Blauer Reiter”.
13. Na de beide belangrijke stijlrichtingen van het impressionisme en het expressionisme volgen een lange rij van alle mogelijke stijlrichtingen, zoals b.v. die van het surrealisme, dat de fantastische wereld van de droom in beeld wil brengen en het diepste en geheimste zieleleven van de mens bloot wil leggen. Tegelijkertijd geeft de richting echter op schokkende wijze de peilloze afgronden van de radeloosheid en van de levensangst te kennen. Vele schilders hebben zich geheel en al van de „voorstelling” losgemaakt en stellen als „non-figuratieve” kunstenaars alleen nog maar vormen en kleuren in een compositie samen (zie ook kubisme). Men noemt deze wijze van schilderen ook wel abstracte kunst.