1i. gebied in het noorden van Afrika, bijna zo groot als Europa, de grootste woestijn der aarde. Ze strekt zich bijna over de volle breedte van Afrika uit.
De halve oppervlakte is bedekt met zandduinen, puin en rotsblokken. Midden in de Sahara liggen machtige rotsgebergten: de Hooglanden van Tibesti en Ahaggar. Het oosten van de Sahara bestaat uit uitgedroogde, gebarsten leemgronden. Oeroude karavaanwegen voeren door de Sahara van de Middellandse Zee naar Soedan. Doch de kameel wordt steeds meer door de vrachtauto en het vliegtuig verdrongen. Zo rijden tegenwoordig moderne autobussen over de woestijnwegen van Algiers naar de Niger en naar de Golf van Guinea in slechts enkele dagreizen.
Langs de wegen worden op kunstmatige wijze oasen aangelegd, met tankstations, garages voor reparatie en motels om te kunnen overnachten. Voor een tocht door de woestijn had een karavaan vroeger 70 dagen nodig. Een vliegtuig legt de afstand van Algiers naar Timboektoe in de republiek Mali af in enkele uren. Ook wordt er een spoorweg aangelegd tussen Oran in Algerije en Timboektoe. In het noorden van de Sahara wordt aardolie geëxploiteerd. De bewoners van de Sahara, ongeveer 2 milj. bedoeïenen en Toearegs, leven van de teelt van kamelen, schapen en geiten. In de oasen is enige akkerbouw; 2. Spaanse Sahara, zie Spaans West-Afrika.