afkorting log, wiskundige bewerking gebaseerd op machtsverheffing. De logaritme van een getal is het getal dat aangeeft tot welke macht men het grondtal moet verheffen om het gevraagde getal te krijgen.
B.v. bij logaritmen met het grondtal 10, waarbij 103 = 1000, dan is I0log 1000 = 3 (3 is de logaritme van 1000 bij het grondtal 10); men moet 10 tot de macht 3 verheffen om 1000 te krijgen. Zo kan men voor ieder getal een logaritme met als grondtal 10 aangeven: b.v.100,4771. = 3,100,6021 = 4, waaruit volgt I0log 3 = 0,4771 en 10log 4 = 0,6021. De logaritmen met als grondtal 10 van getallen zijn in een logaritmentafel samengesteld. Daar voor vermenigvuldiging van machten geldt: 10a x 10b = 10a+b kan men logaritmisch de vermenigvuldiging terugvoeren tot een optelling, b.v. 1°log a x 10log b = 1°log (a + b), of 3 x 4 = 100’4771 x 100’6021 = I0o,o792 = 12. Eveneens kan men een deling terugbrengen tot een aftrekking. Bij omvangrijke vermenigvuldigings- en delingsopgaven kan men met behulp van logaritmen aanzienlijke vereenvoudigingen bereiken.
Er zijn ook logaritmentafels opgesteld met een ander grondtal dan 10. Per definitie: glog a = b betekent gb = a (g is het grondtal).