het groene eiland”, ten westen van Groot-Brittannië. Het bestaat uit Eire (de Ierse Republiek), sedert 1949 geheel van GrootBrittannië onafhankelijk, en het noorden van het eiland: Ulster, dat tot Groot-Brittannië behoort. De Ierse Republiek met de hoofdstad Dublin, in het oosten van het eiland gelegen, omvat met 70 252 km2 ongeveer 5/6 deel van het gehele eiland en telt ruim 3 milj. inwoners.
Noord-Ierland of Ulster, met de hoofdstad Belfast, is met 1,5 milj. inwoners op 14 135 km2 dichter bevolkt. Bijna het gehele eiland bestaat uit grasland, dat door het regenrijke oceanische klimaat het hele jaar groen blijft (het altijd groene Erin). Veeteelt is daarom het belangrijkste middel van bestaan. Ierland voorziet een groot deel van de Engelse industriebevolking van boter, kaas, eieren en vlees. Door de ligging is Ierland van grote betekenis voor het transoceanische luchtverkeer. Ten westen van Limerick ligt een der grootste vliegvelden van Europa (Shannon). Naast Engels wordt er in Ierland ook nog een Keltisch dialect, het Gaelisch gesproken.
Het onderscheid op godsdienstig terrein tussen het protestantse Engeland en het rooms-katholieke Ierland heeft in het verleden een belangrijke rol gespeeld. Vooral in de 17de eeuw, toen geheel Ierland aan Engeland behoorde, waar Oliver Cromwell met dictatoriale macht heerste, kwam het tot verbitterde godsdienststrijd. Hierdoor werd de tegenstelling tussen beide volken nog meer versterkt, hetgeen nog sterk te merken valt in Ulster, waar de strijd tussen protestanten en katholieken herhaaldelijk oplaait. In de Ierse Republiek is 93% van het volk rooms-katholiek; in Ulster 34,4%.
