evenhoevigen die een in vieren gedeelde maag bezitten. De grote pens neemt het snel afgebeten voedsel op.
Het wordt er met slijm vermengd en dan in de netmaag geperst. De netvormige wand van dit maagdeel vormt uit de voedselbrij kleine proppen, die door de slokdarm weer in de mondholte terechtkomen. Door een heen en weer gaande beweging van de onderkaak worden de proppen fijngewreven en opnieuw ingeslikt. Op deze terugweg glijdt het voedsel door een goot voorbij de pens en de netmaag en komt zo in het derde maagdeel, de boekmaag, en daarna in de leb- of kliermaag, die voor de verdere vertering zorgt. Kamelen hebben geen boekmaag.