of bodembewerking heeft tot taak in de teelgrond de gunstigste omstandigheden voor de plantengroei tot stand te brengen. Daartoe wordt de bodem losgemaakt, gemest en gemengd.
Daarbij spelen zich fysische, chemische en biologische processen af. In de herfst wordt de bodem door ploegen of spitten grof omgewerkt. In de winter wordt hij door de vorst verkruimeld en in het voorjaar met de eg, schoffel, hak of hark vlak gemaakt. De fijnkruimelige deklaag houdt nu de in de winter verkregen vochtigheid vast en laat lucht en warmte goed binnendringen. Deze losse kruimelstructuur moet in stand worden gehouden, d.w.z. dat na elke regenbui, tevens tot bestrijding van het onkruid, steeds weer licht geschoffeld moetworden. Gewoonlijk wordt bij het ploegen en spitten de stalmest niet te diep ondergewerkt, terwijl kunstmest meermalen per jaar wordt uitgestrooid. Door deze grondbewerking wordt de werkzaamheid der bodemorganismen bevorderd, de verdamping beperkt, het onkruid vernietigd. Een dieper bewerken komt door het diepspitten of delven tot stand; zie bodemrijpheid.
