(1618-1648). Begon in Bohemen als volksverzet tegen de Duitse keizer, werd tot een godsdienstoorlog tussen rooms-katholieke en calvinistische Duitse vorsten, en na het sneuvelen van Gustaaf Adolf van Zweden (1632) tot een pure machtsstrijd, die door Richelieu met alle middelen der diplomatie werd gaande gehouden.
Bij de vrede van Münster en Osnabrück (vrede van Westfalen, 1648) bleek Duitsland dan ook ontvolkt en verarmd in tal van de 300 rijkjes die het telde. Elke vorst mocht buitenlandse verbonden aangaan, Zwitserland en de Nederlanden werden officieel onafhankelijk (na het allang in de praktijk te zijn geweest), Frankrijk behield de Elzas, Zweden kreeg de kusten langs de Noord- en Oostzee; het huis Habsburg verloor de hegemonie, waardoor Brandenburg-Pruisen de weg vrij vond voor zijn geweldige ontplooiing.