Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gepubliceerd op 24-03-2021

Canada

betekenis & definitie

een staat in het noorden van Noord-Amerika, een zelfstandig lid van de Common-

wealth. Met 9,97 milj. km2 is het bijna zo groot als heel Europa, maar Canada telt slechts 22 milj. inwoners. Het strekt zich uit van de noordelijke grens van de Verenigde Staten tot aan Alaska en de Noordelijke Ijszee. In het noordoosten zijn uitgestrekte gebieden bedekt met naaldwouden, die de grondstoffen leveren voor een belangrijke papier- en cellulose-industrie. In het midden, in de prairiën, zijn eindeloze graanvelden, waar in de korte maar warme zomer de tarwe rijpt. De naaldwouden, de pelsdieren en de visrijkdom van rivieren en meren behoren tot de natuurlijke rijkdommen van het land. Gedurende de Tweede Wereldoorlog is de mijnbouw snel opgekomen.

Thans levert Canada radium, uranium, steenkool, aardolie en koper. Het land levert ook 80% van de wereldbehoefte aan nikkel. Een Canadese maatschappij heeft sedert 1951 in de wouden van het woeste bergland van Brits-Columbia de grootste aluminiumfabriek en een onderaardse elektrische centrale, ook de grootste ter wereld, gebouwd. Twee spoorlijnen verbinden de Atlantische met de Pacifische kust. De Grote Meren van Noord-Amerika behoren met de St.-Laurens, de natuurlijke verbinding van de meren met de Atlantische Oceaan, aan Canada. Evenals de USA is Canada een bondsstaat. De hoofdstad is Ottawa.

In de 16de eeuw werd Canada door de Fransen in bezit genomen. Nog wordt in het oosten van Canada door de Frans-Canadezen Frans gesproken. In 1763 kwam Canada aan Engeland. In 1867 werd het een dominion en in 1926 een zelfstandig lid van de Commonwealth. Van de bevolking is 30% van Franse afkomst.

< >