[kes'son],
1. een aan de onderkant open bak die gebruikt wordt bij het funderen van brugpijlers en kademuren. In de caisson wordt voortdurend een luchtdruk onderhouden die iets hoger is dan de atmosferische druk. Daardoor dringt het water niet binnen. Bij het uitgraven van de bodem zakt de caisson, waarop tegelijk de pijler wordt gebouwd. Als een vaste laag bereikt is, wordt de caissonruimte met beton opgevuld en vormt hij het fundament van de pijler;
2. caissons heten ook de betonnen bakken die men wel bij het dichten van een dijk gebruikt. Deze worden in het dijkgat gevaren, waarna men ze laat vollopen. Wanneer ze dan zijn gezonken, worden ze gevuld met stortmateriaal.