alle mensen zijn in vier bloedgroepen in te delen, die men met O (nul), A, B en AB aangeeft. Bij de bloedtransfusie is de kennis van de bloedgroepen van de ontvanger (patiënt) en gever (donor) noodzakelijk; anders bestaat het gevaar dat de bloedlichaampjes van de donor in het serum van de ontvanger samenklonteren en de aders verstoppen.
De ideale donor heeft bloedgroep O. Zijn bloedgroep klontert met geen der vier groepen samen. Hij kan daarom als bloeddonor voor alle groepen gehaald worden. De ideale ontvanger behoort tot bloedgroep AB. In zijn bloedserum klonteren de bloedlichaampjes van alle vier groepen niet samen. De bloedgroep is bij iedereen aangeboren en blijft het hele leven dezelfde en is erfelijk. Vaak kunnen misdaden opgelost worden door bepaling van de bloedgroep bij bloedvlekken in kledingstukken; zie Landsteiner.