1. machine voor de beweging van gas of lucht. Men heeft ze nodig om grote vuren aan te blazen (b.v. in een hoogoven), om in mijnen de lucht uit de verse luchtgang aan te zuigen,bij de air-conditioning en de windtunnels, in het landbouwbedrijf ook voor het transport van lichte stoffen, zoals hakstro, hooi en kaf.
De lucht wordt meestal door een roterend scheprad in beweging gebracht (turbineblaaspijp). Andere soorten zijn de zuigof de straalblaaspijp, waarbij een stroom- of waterstraal de lucht in beweging houdt; 2. in de scheikunde: een rechthoekig omgebogen messingbuisje waarmee een scheikundige de vlam van een bunsenbrander tegen een proefje van een stof blaast, om haar door verwarming te onderzoeken.