(basi'lica = koninklijk, koninklijke hof), in de Oudheid een grote overdekte hal, waarin de rechtszittingen plaatsvonden en markt werd gehouden. In de oudchristelijke tijd werden de oude basilieken uit de Oudheid als kerken gebruikt en nieuwe gebouwen naar het voorbeeld van de basilica opgetrokken.
Deze hielden dus vast aan het reeds bestaande schema van een lengteas met zuilenrijen. Kenmerkend voor de christelijke basiliek is het verhoogde middenschip met aan weerszijden één of twee zijbeuken; via een triomfboog is het middenschip afgesloten door een halfcirkelvormige apsis aan de oostzijde, die in de Oudheid maar zelden voorkwam.