Door deze wet wordt de hulp aan degenen die niet zelf in staat zijn om in hun levensonderhoud te voorzien, geregeld: de gemeentelijke overheid is verplicht om aan iedere Nederlander financiële bijstand te verlenen wanneer hij niet over de nodige middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. De kosten van deze bijstand kan de gemeente niet verhalen op de ouders van meerderjarige kinderen, en als de hulp verleend wordt aan de ouders, is geen verhaal op meerderjarige kinderen mogelijk.
Van de beslissing van de gemeentelijke Sociale Dienst is beroep mogelijk bij Gedeputeerde Staten en eventueel bij de Kroon.