XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Staalhof

betekenis & definitie

Staalhof - Aan de Groenburgwal* bij de Staalstraat* is tussen 1626 en 1630 een groot gebouwencomplex gezet ten dienste van de draperie of lakenbereiding. Het had drie ingangen, nl. voor de lakenhal, voor de zijdehal en voor de tarhof*. In de 15de eeuw was vooral de lakenbereiding van grote betekenis en het lakenbereiders- of droogscheerdersgilde was een van de oudste gilden* in de stad. Al in 1411 kregen zij het recht om waardijns aan te stellen, die sinds 1413 zetelden in het oude Stadhuis*, waar de lakens werden gekeurd en gelood, d.w.z. voorzien van een loodje met het stadszegel. Vandaar dat men sprak van het "Zegelhuis".

Het in 1618 ingestelde "College van Hoofdmannen en Opzienders van de Lakenhandel" gaat in wezen tot dit oude college van waardijns of staalmeesters* terug. Sinds 1630 zetelden deze in de Staalhof, waar de wollen stoffen werden gewogen, getard, gekeurd en gelood. In die tijd betekende "staal" niet een klein stukje of monster van de stof, maar het gehele stuk, de rol. In 1641 stichtte de stedelijke overheid, speciaal ten behoeve van de saaiwerkers, de Saaihal*, waarvan de gevel van Pieter de Keyser nog de Staalstraat siert. Van de oorspronkelijke gevel van de Staalhof aan de Groenburgwal is nauwelijks meer iets te herkennen. Het hoofdgebouw had in de 19de eeuw verschillende bestemmingen en was tijdelijk kantoor van de Stedelijke Impost op het Gemaal, Zijdewindhuis* (1810-1827) en Engelse Episcopale Kerk* (deze laatste kreeg in 1827 een geheel nieuwe gevel.

LIT. A.M. van de Waal, De Staalhof, O.A. 1954, 41; H.J.M. Roetemeijer, Het Staalhof anno 1626, O.A. 1969, 110.