XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Kruier

betekenis & definitie

Kruier - In de loop van de eeuwen is dit eenvoudige beroep te A., waar kruiers meer betekenden dan waar ook, gegroeid tot een soort vertrouwenspositie. Al is dan later de kruier een expediteur geworden, al is de innige band die de kruiers vroeger met vele families verbond, verbroken, oudere A'dammers spraken nog altijd met weemoed over kruiers van vroeger. Zij herinnerden zich, hoe belangrijk die mensen eens waren. Het was geen misplaatste trots dat zelfs grote verhuisondernemingen in A. die voortgekomen waren uit een kruierspraktijk, nog lange tijd vermeldden dat zij "kruier" waren. In andere delen van Nederland mag het woord een denigrerende betekenis hebben gehad, in A. was men er trots op.

Een kruier was, getuige oude prenten, een man die in een pothuis* woonde, een kruiwagen bezat en daarmee voor een schappelijk prijsje kleine vrachten vervoerde. Bovendien waren, vooral in de kleinere burgerstand, de kruiers geliefd als informatiebron omtrent de betrouwbaarheid en de solvabiliteit van bijvoorbeeld huwelijkspretendenten, aanstaande klanten en leveranciers. Kruiers kwamen overal, wisten van alles en iedereen wat, zetten hun ogen en oren goed open en lieten zich uiteraard ook voor deze diensten betalen. Geen wonder dat dergelijke kruierszaken, als zij een goede roep genoten, tientallen jaren op één adres gevestigd bleven en vaak van vader op zoon overgingen.

LIT. Mr J.H. van den Hoek Ostende, Handkarren, O.A. 1972, 130.

< >