XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Haarlemmertrekvaart, Haarlemmerweg

betekenis & definitie

Haarlemmertrekvaart, Haarlemmerweg - In 1632 werd rechttoe-rechtaan de weg naar Haarlem aangelegd en tegelijk de trekvaart gegraven. Voordien was er wel een verbinding met Haarlem via Spaarnwoude en binnenwegen, maar die weg was zo slecht dat men meestal per schuit ging, over IJ en Spaarne, een vooral bij storm gevaarlijke tocht. In 1629, nadat deze toestand al herhaalde malen aanleiding tot ontevredenheid had gegeven, gebeurde bij zo'n tocht een ramp. Koning Frederik van Bohemen, in ballingschap, met zijn zoon en enige edelen op weg van Haarlem naar A. om schatten van de Zilvervloot (zie: Hein, Piet) te bewonderen, leed schipbreuk op het IJ. De koning werd gered, maar zijn zoon en drie edelen verdronken.

Dat voorval heeft de laatste stoot gegeven tot het maken van twee goede verbindingen tussen Haarlem en A., namelijk de trekvaart en de weg. De weg is herhaaldelijk verbeterd en verbreed. Al in 1762 begon men hem te bestraten, de A'damse helft met kinderhoofdjes, de Haarlemse met klinkers. Nu is het een zeer drukke uitvalsweg

uit de stad geworden, vooral 's zomers, als duizenden auto's erlangs trekken naar Zandvoort. In plaats van de trekschuit* is later de Haarlemse tram* gekomen en aan de overkant de trein. Op 200 roeden van de stad stond vroeger een tolhuis, waar de gabelle of het weggeld voor het onderhoud werd geheven. Bij dit tolhuis werd in 1813 koning Willem I, toen nog soeverein vorst, door de burgemeester welkom geheten.

LIT. T. den Herder, De Haarlemmerweg, I en II, O.A. 1959, 56 en 76; id., De Haarlemmerweg en omgeving, I en II, O.A. 1961, 29 en 45; E.J.F. Brehm, Uitmondingen op de Haarlemmerweg, O.A. 1962, 176; dr L. Jansen, De Haarlemmerweg, O.A. 1962, 284; J. Brants, Tussen Amsterdam en Haarlem, O.A. 1972, 12.