XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Gasvoorziening

betekenis & definitie

Gasvoorziening - Reeds in 1825 wilden enige A'dammers de stad met gas verlichten; zij richtten het jaar daarop de Amsterdamsche Pijpgas Compagnie* op, kortweg de Pijpgas. Deze ondervond zo veel tegenwerking van het gemeentebestuur - zij mocht alleen uit raapolie stoken, slechts 1.400 kuub per etmaal produceren, enz. -, dat de exploitatie niet vlotte en de aandelen verkocht werden aan de Londense Imperial Continental Gas Association (zie: I.C.G.A.), die in 1833 eigenares werd. Deze zorgde voor opheffing van de beperkende bepalingen, stookte vanaf 1834 uit steenkool en bouwde een nieuwe fabriek aan wat toen de Schans* heette, tegenover de Elandsstraat (thans Marnixstraat en v.m. terrein Groentemarkt*). Door haar werk bereikte de maatschappij een sterke stijging van het gasverbruik, aanvankelijk vooral nog voor verlichting. In 1846 richtten A'dammers een concurrerende maatschappij op, waarvan de fabriek in 1847 gereed was op het terrein waar thans de Nicolaas Witsenkade en de Den Texstraat zijn.

Van de voorgenomen concurrentie en prijsverlaging kwam echter niet veel; de fabrieken werkten samen en behaalden grote winsten; wel 24 procent werd uitgekeerd, zodat de nieuwe fabriek de bijnaam "effectenfabriek" kreeg. Toen de gemeentelijke concessies moesten worden vernieuwd, wilde de gemeente, aangelokt door de hoge winsten, de exploitatie zelf ter hand nemen. In de jaren 1878-1883 is daarover in de gemeenteraad een zware strijd gevoerd, die ermee eindigde dat de Imperial Continental Gas Association een monopolistische concessie kreeg. Twee nieuwe fabrieken verrezen, aan de Haarlemmerweg en de Oetewalerweg (thans Linnaeusstraat), die reeds in 1885 gereed waren. Toen werd het gas ook al veel voor kookdoeleinden en verwarming gebruikt. In die tijd kwam ook het stadsbuizennet gereed. De oude fabrieken werden gesloten, die van de A'damse maatschappij onder het nodige krakeel. De verhoudingen werden er door de monopolistische positie van de Engelse maatschappij niet beter op en ten slotte nam in 1898 de gemeente het hele bedrijf over. Van dat jaar dateert dus de gemeentelijke gaslevering. De gemeente betaalde 17 miljoen voor de twee fabrieken, het kantoor, gasmeters, stadsbuizennet, enz.

De nieuwe directeur begon met een drastische verlaging van de tarieven en verbeterde de in de laatste jaren sterk verouderde en verwaarloosde uitrusting van de fabrieken. De aanleg van muntgasinstallaties werd krachtig ter hand genomen om de voordelen van gas ook voor werkman en kleine ambtenaar bereikbaar te maken. Het tarief van 1898 was 7,5 cent per kuub. Door die maatregel ging het gasverbruik zeer snel omhoog; de fabrieken moesten gedurig worden uitgebreid. De Westergasfabriek* kreeg er een gashouder van 100.000 kuub bij en was daarmee een van de grootste van het continent, waarbij voor het eerst het systeem van een bovengronds ringbassin werd gevolgd. In 1904 kregen de beide fabrieken, toen reeds Wester- en Oostergasfabriek* geheten, waterinstallaties om ook uit cokes gas te kunnen maken. In 1913 was een derde fabriek nodig, de Zuidergasfabriek*. Deze werd uitgerust met de allernieuwste installaties, o.a. met verticale retorten. Toen ontstond ook de Noordergasfabriek*, die reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog belangrijk vergroot moest worden, in een tijd overigens waarin de kolenpositie uiterste zuinigheid met gas vroeg. De Oostergasfabriek werd dan ook gesloten en werd als gasproductiebedrijf nooit meer in gebruik genomen, maar evenals de Noordergasfabriek als gasverdeelstation aangewezen.

In 1961-1962 is een z.g. droge gashouder op het terrein van de Westergasfabriek gebouwd met een inhoud van 160.000 m3. Met een hoogte van ruim 70 meter was dit de grootste houder van stadsgas van Nederland. De oude Westergasfabriek werd in 1961 gesloopt. Op 14 dec. 1961 werden de 44 m hoge schoorstenen opgeblazen. De koolgasstokerij van de Zuidergasfabriek is kort daarop, in 1964, gesloopt. De gasproductie van de gezamenlijke fabrieken, zo langzamerhand toegenomen tot meer dan 100 miljoen kuub per etmaal, moest in de Tweede Wereldoorlog steeds meer ingeperkt worden, totdat in het najaar van 1944 in het geheel geen gas meer aan de bevolking kon worden geleverd. De huisvrouwen stookten weer als vroeger op hout, de industrieën lagen stil, de gasfabrieken waren buiten bedrijf. Dat heeft geduurd tot kort na de bevrijding van 5 mei 1945, toen het gasbedrijf, dat sinds 1940 ressorteerde onder het Gemeente-energiebedrijf, weer op gang kwam en geen nadelige gevolgen van de oorlog en de stilstand bleek te hebben ondervonden. Direct na de Tweede Wereldoorlog werd aandacht besteed aan een concentratie van de gasvoorziening, mogelijk gemaakt door het zogenoemde "afstandsgas". In okt. 1949 werd een overeenkomst met Hoogovens gesloten voor de levering van cokesovengas aan A.

Tot dec. 1967 werd in totaal meer dan 1,8 miljard m3 cokesovengas van IJmuiden naar A. getransporteerd. Na de ontdekking van de gasbel bij Slochteren in 1959 deed een nieuwe fase haar intrede. Als eerste hoofdstad in Europa ging A. over op de toepassing van aardgas, waarvoor een grote ombouwoperatie van installaties en apparaten nodig was. Op maandag 4 okt. 1965 stak burgemeester Van Hall* het eerste aardgas aan, dat in het A'damse net was toegelaten via de gasleiding Hilversum-Amsterdam. Twee jaar later, op maandag 4 dec. 1967, werd de ombouwoperatie beëindigd. Met de komst van het aardgas begon ook in A. een nieuwe en belangrijke groeiperiode op het gebied van de gasvoorziening. De pessimisten uit de jaren dertig, die meenden dat er voor het gas weinig of geen toekomst meer zou zijn, omdat zij dachten dat de elektriciteit het gas geheel zou verdringen, hebben ongelijk gekregen.

Het gebruik van gas nam enorm toe dankzij de toepassingsmogelijkheden van aardgas voor verwarming. In 1971 werd voor de eerste maal in de gasgeschiedenis van A. meer dan een half miljard kubieke meter aardgas geleverd. In 1979 werd voor het eerst meer dan een miljard kubieke meter gas verbruikt. En deze trend zette door. Het gasbuizennet in A. heeft een totale lengte van meer dan 1.800 kilometer. Per 1 nov. 1994 is het Energiebedrijf, dat voor de levering van gas en elektriciteit zorgt, verzelfstandigd. De naam is thans Nuon (zie: Elektriciteitsvoorziening).

LIT. Jubileumnummer C.E.B., O.A. 1953, 163-232; M.G. Niessen, 150 jaar stedelijke gasvoorziening in Amsterdam, O.A. 1976, 194; id., Aardgas naar Holysloot, O.A. 1980, 13; Piet Cleveringa, Wim de Gans en Hein de Wolf, Aardgas onder Amsterdam, O.A. 1995, 6; Kees Niessen, Het Amsterdamse Gasmuntje, O.A. 1995, 260.