XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Aanspreker

betekenis & definitie

Aanspreker - Oude benaming voor iemand die de familie en vrienden van een overledene ter begrafenis nodigde, diens dood aan de huizen aanzegde en met de verdere bediening van de begrafenis was belast. Nu spreekt men van uitvaartbezorger. Aansprekers droegen lange steken, lange zwarte mantels en een grote witte bef. Men kende grote en kleine aansprekers. De grote aansprekers waren de boden van de begrafenisfondsen, gewoonlijk "dooienfondsen" genoemd; de kleine waren de handlangers van de groten en heetten "pesanders".

Deze pesanders waren meestal barbiers en schoenlappers. Het gehalte der dragers, wier aantal varieerde van 12 tot 16, was vroeger ook nog niet zoals het zijn moest. Dikwijls werden werklozen door een familielid die aanspreker was "in het pak gestoken", zoals dat heette. Achter de lijkkoets liepen vaak oude aansprekers. Hun bijnamen Jan met de Bochel, Scheve Dirk, Dove Freek en Kromme Manus typeerden hun lichaamsgebreken. Aanspreker is ook de naam van een gevelsteen van het pand Bloemstraat 12. Hier is Hendrick Pieterszoon in ambtskleding uitgerust. Hij kocht het huis in 1640, dat sindsdien werd aangeduid als "daer de aanspreker in den gevel staet". Het huis werd in 1790 vernieuwd en toen er in 1931 weer een nieuw huis werd opgetrokken hebben de toenmalige eigenaars de steen er zijn plaats hergeven.

Lit. J.H. Kruizinga, De 'Oude Ooster' werd ontruimd, O.A. 1956, 12; H.W. Alings, Beroepen in de historie op gevelstenen, O.A. 1959, 236.