WoordHoek

Ewoud Sanders (2024)

Gepubliceerd op 16-03-2023

Monsterzege

betekenis & definitie

Monsterzege blijkt een woord uit de sportjournalistiek. Net als monsterverlies.

Het woord van de dag is zonder enige twijfel monsterzege – ik hoef niemand uit te leggen waarom. Maar toch even voor lezers in de toekomst: omdat de BBB op 15 maart 2023 een kolossale winst behaalde bij de Provinciale Statenverkiezingen.

Het fijne van het woord monsterzege is dat het zichzelf verklaart. In de echte wereld bestaan geen monsters, maar in films, stripverhalen en op schilderijen hebben we ze vaak genoeg voorbij zien komen om er meteen een beeld bij te hebben. Angstaanjagend groot. Onoverwinnelijk sterk. Kolossaal.

Monsterzege blijkt een betrekkelijk jong woord. Het komt uit de sportjournalistiek. In 1931 won Ajax met maar liefst 17-0 van de Haagse voetbalclub V.U.C. ‘De monsterzege van Ajax’, zette dagblad Voorwaarts als kop boven het wedstrijdverslag. ‘Deze monsterachtige uitslag, resultaat van een verbluffend goed spel van de momenteel in zeer bijzonderen vorm spelende Amsterdammers en zwakken, hoewel sympathiek-hardnekkigen tegenstand van V.U.C, zal menigen sportschrijver naar de vergeelde folianten doen grijpen, waarin de geschiedenis van het Nederlandsche voetbal beschreven staat.’ Een vergeefse zoektocht, voorspelde de anonieme sportverslaggever, want zo’n monsteruitslag had zich niet eerder voorgedaan.

Sportwoord
Je vindt monsterzege lang alleen op sportpagina’s. Aanvankelijk vooral voor uitslagen van voetbalwedstrijden, gaandeweg kwamen er andere sporten bij. IJshockey in 1939, korfbal in 1942, biljarten in 1944 – sommige dingen gingen gewoon door tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Bij mijn weten werd monsterzege in 1966 voor het eerst gebruikt voor de onverwachte overwinning van een Nederlandse politieke partij. Bij de Provinciale Statenverkiezingen. Hier een suggestie voor een quizvraag. Voor wiens belangen kwam de politieke partij op die in 1966 lokaal een monsterzege behaalde?

A. Voor kapitalisten
B. Voor middenstanders
C. Voor boeren

Het goede antwoord blijkt uit deze kop, op 2 juni 1966 afgedrukt in dagblad Tubantia. ‘Politiek Enschede geschokt door monsterzege van de Boerenpartij’. De PvdA en de Katholieke Volkspartij verloren veel zetels. ‘Vrijwel alle lijstaanvoerders in Enschede zijn ervan overtuigd dat de winst van vier zetels door de Boerenpartij te wijten is aan het feit, dat de Enschedese kiezers bij hun keuze kritiek op het regeringsbeleid voor ogen gestaan heeft, geen of onvoldoende rekening houdend met plaatselijke en geheel andere omstandigheden.’

Een proteststem dus, gericht aan de landelijke overheid.

Monsterverlies
De keerzijde van monsterzege is natuurlijk monsterverlies. Staat niet in onze woordenboeken, maar is het wel gebruikt? Ja, ook dat woord vind je aanvankelijk in de sportjournalistiek – in dit geval voor tenniswedstrijden. Maar in 1966 dook het op in de Volkskrant in een bericht over groot zetelverlies te Utrecht. ‘De Partij van de Arbeid-droom voor een derde wethouderszetel in Utrecht ging in rook op door een monsterverlies van vijf zetels, waardoor de grootste Utrechtse partij van 18 naar 13 zetels kelderde.’

De aanleiding was hetzelfde: de opmars van de Boerenpartij. Een partij die van 1963 tot 1981 was vertegenwoordigd in de Tweede Kamer. En daarna alleen weer lokaal.