volgensde oude telling kent de joodse godsdienst 613 voorschriften, namelijk 248 geboden en 365 verboden. Veel hiervan houden verband met de offer- en priesterdienst en kunnen daardoor sinds de verwoesting van de tempel in het jaar 70 g.j. niet meer ten uitvoer worden gebracht.
De overige zijn nog van kracht en worden door de praktiserende joden in acht genomen. Zij bewegen zich als het ware binnen een door goddelijke voorschriften bepaald coördinatenstelsel. Wat een jood ook doet, altijd bevindt hij zich binnen ’de vier ellen van de halacha’, de religieuze verordeningen. Zonder de wetten zou het bestaan van de jood vreugdeloos zijn, met de wetten wordt het vervuld van geluk. De ’vreugde van de opdracht’ begeleidt zijn doen en laten. De wetten perken het leven in, maar verlenen het ook de noodzakelijke bescherming.
